Schrijnen worden gewikkeld in doeken en versierd met decoraties gemaakt van palmbladeren. Een schrijn is een tijdelijke zetel voor de goden, meestal in de vorm van een huisje op een hoge sokkel en vaak met een getrapt dak. De deurtjes van het huisje staan veelal open, zodat er kleine offers ingelegd kunnen worden. Tijdens een tempelfeest wordt hierin het godenbeeldje gezet waarin de echte god tijdelijk plaatsneemt. Na afloop van het ritueel vertrekt de god weer naar de hemel en wordt het beeldje weer ergens anders bewaard. De schrijn is dan dus weer leeg.
Ook maken voorwerpen van aan elkaar bevestigde munten met een gat in het midden, kepeng, en kleurige kralen vaak deel uit van de versieringen. Deze salang, ‘hangende versieringen’ hebben meestal ook mooi houtsnijwerk in de vorm van gekroonde slangen, naga.